Zwanen
Bij het meer, waar eiken statig zwijgen
doorklieven zwanen met vleugelruis
inheemse stilte van een reservaat,
zij buigen hun halzen als rietjes.
Als je je hoofd omhoog doet, kun je
aan de lucht al ruiken dat de herfst
een naderend noodlot is -
met zinsbegoochelend wit
breken die glijdende zwanen dwars
door het glas van wateroppervlak,
cynisme & uitzichtloosheid
van dagen vol minzaam waken
en zwijgend andermans minnespel
gade slaan, met hun ijle zangstemmen
ongenaakbaar, ongeëvenaard in aard
en onder het hemelgewelf waar alles
beweegt, geen leven er echt toe doet
als slechts de zwanen vrij zijn en wij niet.
Icarus huilt
Als nerven in de vleugels van engelen
worden ze, dacht hij. Maar smelten kunnen ze niet
noch door het verglijden van tijd noch door
heel teder wrijven of simpelweg wensen.
Lijnen, gordijnen van as zijn uit de tijd
getrokken, door de zon niet bij te kleuren aura's
van wat eens het onze was. Het 's morgens
niet kunnen ontwaken, later avondlicht
en alles wat je hoopt daarachter vindbaar
te maken, ergens onder of boven de mist.
We spreken namens de doden, zei hij.
We helpen ze als het kwaad ze van hun stem
heeft beroofd. Precies dat zijn we ze schuldig.
Maar ons leven krijgen ze niet.
En Icarus huilt. Want hij is het niet gewoon
precies in het midden te vliegen. De nevel
voor even zijn leven te geven. Het vallen
gewoon eens een keertje over te slaan.
Een iglo
Een jongen had net lang genoeg gewacht
tot het begon te vriezen. Hij had
zes blokken ijs gespaard en net zo lang
geschaafd tot er een fraaie iglo stond.
Het was een mooi gezicht,
maar wat de jongen eerst niet
had gedacht, gebeurde toch;
er kwamen mensen die zijn iglo
mooier wilden maken of misschien
toch liever net wat verder links of rechts,
iets groter of iets beter bovendien.
De jongen raakte in paniek.
Hij was de vloer nog aan het leggen
en hoorde de stemmen maar schetteren.
Toen de langverwachte lente kwam
was alles aan de iglo al een keer veranderd.
De mensen hadden overeenstemming
maar de jongen was inmiddels
gegroeid tot een niet onaardige man
en veel te groot voor zijn iglo geworden.
over hekken
nog voordat inkt droog was
en de begraafplaatspopulatie
gestaag toenam
kleurden messen rood
werden grassen
bruin
en geel van zonnewarmte
leunde ik tegen de deur
van afscheid nemen aan
maar die bewuste ochtend
zag ik door de rafels
van de mist een drumband
mijn protestgroep leiden
twee mussen zitten
in augustus
glimmend op een hek