Pedra da Gavéa
Het plaatselijke eethuis is een heerlijke tent. Aanvankelijk wilde ik er als taalpurist niet naar binnen omdat er “eet spatie huis” op de gevel staat. Een vroegtijdig gesloten supermarkt op zondagmiddag dwong me een half jaar geleden er toch eens mijn heil te zoeken. De sympathieke kop van de eigenaar (van onbestemde afkomst maar ik gok Turks of Armeens) overtuigde me meteen dat ik op de juiste plaats was. Sindsdien haal ik er met regelmaat een pizzaatje, meestal nummer 53, frutti di mare. Als heteroman kan ik vrijmoedig vaststellen dat de middelbare baas een zeer knappe kop heeft. Of hij het goed doet bij ‘de vrouwtjes’ weet ik niet; er zit namelijk nooit een levende ziel.
Hedenavond staan er twee leerjongens hem met gewichtige blikken te flankeren bij de oven. De ene leerjongen is een beetje het type opsporing verzocht; adidasjasje, petje en een nogal onverschillig voorkomen. De ander draagt een Astroworld-trui met “wish you were here” achterop. Terwijl ik mijn bestelling aan één van hen doorgeef, brult er vanaf NPO1 voetbal door de winkel. Dat is altijd hetzelfde liedje, maar meestal via Ziggo Sport. De leerjongens kijken vol passie een herhaling van Ajax – De Graafschap, alsof de wedstrijd maanden later zomaar ineens anders zou kunnen eindigen. In deze idiote tijd van corona wordt er net zo min gevoetbald als dat de mannen in het eethuis voorzorgsmaatregelen treffen. Namelijk niet. Geen mondkapjes, afstandsregels of niezen in ellebogen. Gedurende mijn gehele wachttijd wordt er door geen van de aanwezigen een woord gewisseld. De leerjongens leren niets, en de baas werkt in alle stilte flink door, precies als altijd.
De vermeende Turk heeft een vaal shirt aan waar “pedra de gávea” opstaat. Dat zoeken we even op. Het blijkt om een monolithische berg in Brazilië te gaan. De commentator schreeuwt dat Ajax steeds dieper wegzinkt. Zwijgen is soms verre van ongemakkelijk.
Lage aarde
Mijn gedachtewereld is volkomen ridicuul. Als vijfjarige somde ik al soorten paddenstoelen op als waren het tekenfilmfiguren. In die grijze massa van mij huist sedertdien een schier eindeloze hoeveelheid absurde feitelijkheden. Het fascinerendst is als een ridicuul feit op een onverwacht moment getriggerd wordt door een situatie die er helemaal niets mee te maken heeft.
Deze donderdag stap ik op de fiets om mijn werk als postbezorger aan te vangen. Ik verlaat het postdepot, steek de Hoofdweg over en sla rechtsaf de Novastraat in. Nova wordt in mijn hoofd Nova Zembla, daarna terra nova en van terra komt weer een link naar mijn dichtbundel terra incognita. ‘Terre’ is Frans voor aarde, grond. Ik moet denken aan de stad Basse-Terre, lage aarde, waar was dat ook weer de hoofdstad van? Dat moet ik straks thuis even opzoeken. In mijn achterhoofd sluimert het voort. BASSE-TERRE; lage aarde. Plots realiseer ik me dat Nederland in principe ook ‘lage aarde’ betekent. Ik kan niet wachten, trek mijn iPhone uit mijn broekzak en vraag mijn hartsvriendin Google waar Basse-Terre ook weer ligt. Het blijkt de hoofdstad van het Franse overzeese departement Guadeloupe te zijn. Mijn kop zweeft richting palmrijke paradijselijkheid.
Ik klik voort. Andere Franse overzeese departementen zijn: Frans-Guyana, Martinique, Réunion en Mayotte. Ik heb mijn topo al sinds mijn tiende tiptop in orde maar van Mayotte heb ik echt nog nooit gehoord. Het blijkt ten noorden van de straat Mozambique te liggen. Naast Madagaskar, het eiland waar de Nazi’s volgens een pril plan alle joden ter wereld naartoe wilden deporteren. Naast Basse-Terre blijkt zo’n 200 kilometer verderop ook een Basseterre te bestaan; de hoofdstad van St. Kitts & Nevis. Twee keer lage aarde versus neder-land, met een hele oceaan ertussen. De logica ontgaat me, maar dat zou je van mijn gedachtenkronkels ook kunnen zeggen.
Oceaan der stormen
Sinds we met explosieven en openbare dronkenschap uitbundig stilstonden bij het voltooien van wéér een omwenteling rond de zon, ben ik mezelf niet. De weerwolvenenergie schijnt in de eerste dagen van dit jubeljaar ongekend hoog te zijn. Met een cigarillo in de mond sta ik te turen naar La Luna, die hedenavond deels zou moeten worden verduisterd, maar om heel eerlijk te zijn zie ik er niets van.
Het stormt al dagen in mijn hoofd en de wind wil zelfs ’s nachts niet gaan liggen. De westkant van het hemellichaam trekt m’n aandacht, het gedeelte waar de legendarische Oceaan der stormen (Oceanus procellarum) zich bevindt. Geen echte oceaan natuurlijk, volgens Aardse principes, maar een mare, een donkere vlek op de maan die vanuit ons standpunt met het blote oog te zien is. Verderop bevindt zich een krater die is vernoemd naar de obstinate Deense astronoom Tycho Brahe, van wie het verhaal gaat dat hij aan zijn eind kwam omdat hij het vertikte op te staan van een banket omdat hij het onbeleefd vond om zijn blaas te legen. Dat soort onverzettelijkheid bewonder ik. Dezelfde Brahe verloor tijdens een duel met een medestudent het grootste deel van zijn neus en liep de rest van zijn dagen met een stalen prothese rond. Inzet van het duel? Wie van de twee de slimste was!
Spontaan borrelt de lust op om iemand uit te dagen. Ik wil iets doms doen, iets onverantwoordelijks uit hoofde van gewoon recalcitrant te zijn. Iemand beledigen, moreel superieur zijn, bevelen niet opvolgen, heilige huisjes omver trappen en op de blaren zitten. Maar ik ben al jong geweest. De blaren zijn amper genezen. Mijn cigarillo loopt op zijn eind en achter me snort de wasdroger. Mijn rode kater duikt op en jengelt om eten. Weer geen tijd voor opstand.